Deze column verscheen eerder bij 030Nieuws
Bureau Berenschot deed onderzoek naar vastgelopen handhaving
Bij Toezicht en Handhaving komen 11 meldingen binnen over een gevaarlijke situatie in de kelder van pand A, de laatste in juli 2017. Pas een half jaar later grijpt Handhaving in: A krijgt opdracht de keldermuur vóór 10 januari 2018 te laten stutten. Een dag later krijgt A de opdracht de draagconstructie en de achtergevel van het pand te laten herstellen. A tekent bezwaar aan, waarbij hij onder andere aanvoert dat de keldermuur is verzwakt door verbouwingen in pand B, waarvan de eigenaar pas een jaar later door Handhaving wordt aangeschreven. Pand B was overigens tot 2013 in het bezit van de gemeente en volgens eigenaar A hebben er in de periode 1995 -2001 illegale bouwwerkzaamheden plaatsgevonden in pand B.
Als de beide eigenaren geen gevolg geven aan de opgelegde plicht tot herstel van de keldermuur, wordt dat eind 2019/begin 2020 in opdracht van de gemeente door een aannemer gedaan. De kosten (ca. 200.000 euro) worden op de eigenaren A en B verhaald, die daar bezwaar tegen maken. Om een lang verhaal kort te maken, het handhavingsproject loopt uit op een jarenlange juridische strijd, waarvan het eind anno 2023 nog niet in zicht is. Vooral eigenaar A laat zich niet op zijn kop zitten en stapt keer op keer naar de rechter, omdat de gemeente niet tijdig een besluit neemt op de vele bezwaarschriften en verzoeken die hij indient. En dikwijls krijgt hij gelijk, waardoor de gemeente hem dwangsommen moet betalen wegens overschrijding van behandeltermijnen. Inmiddels moet de gemeente hem 985.000 euro aan dwangsommen betalen.
Op 12 juli 2022 wordt de gemeenteraad door het college in kennis gesteld van het totaal uit de hand gelopen handhavingsgedoe. Het college laat weten bureau Berenschot te hebben ingeschakeld om uit te zoeken waarom het project uit de hand is gelopen. Op 3 maart 2023 komt Berenschot met een rapport, waarin als één van de belangrijkste conclusies staat dat niemand als schuldige valt aan te wijzen. Dat zou ook niet zinvol zijn, schrijft Berenschot op p.6, want de oorzaak van het probleem zou liggen bij een “vastgedraaide organisatie” en daar is volgens Berenschot kennelijk niemand voor verantwoordelijk. Ook geen directeur, afdelingshoofd, burgemeester of wethouder.
In maart 2019 benadert A de toenmalige burgemeester Van Zanen. Op diens verzoek gaat een leidinggevende binnen VTH met eigenaar A praten. De directeur van VTH en de wethouder ruimtelijke ordening worden in de kwestie gekend in augustus 2019. Tijdens de raadsvergadering van 5 december 2019 overhandigt eigenaar A een noodoproep aan de wijkwethouder, tevens wethouder wervengebied. Die vraagt VTH om nog eens met eigenaar A te gaan praten. Dijksma krijgt in juli 2021 een noodbrief van eigenaar B (p.76). De burgemeester, de directie van VTH en de verantwoordelijke wethouders waren vanaf 2019 op de hoogte, maar grepen kennelijk niet in. Hoezo niemand als schuldige aanwijzen? Waar zijn directeuren, afdelingshoofden, burgemeesters en wethouders eigenlijk voor?
Volgens het rapport Berenschot verliep de samenwerking tussen Handhaving en Juridische Zaken stroef. Als er bezwaar werd gemaakt en beroep ingesteld, moest Juridische Zaken de nodige informatie van Handhaving zien te krijgen en dat duurde vaak te lang en de info was onvolledig. Waarom dat zo was, is onduidelijk, want alle medewerkers van Handhaving moeten alle info opslaan in het Squit-systeem en als ze dat zouden doen, zou Juridische Zaken alleen maar dat Squit-systeem hoeven te raadplegen. Het dossier van de eigenaar van pand A was beter op orde dan dat van de gemeente, schrijft Berenschot (p.11). Vraag: welk afdelingshoofd heeft nagelaten erop toe te zien dat alle info netjes in het Squit-systeem wordt ingevoerd?
“Binnen de gehele organisatie ligt verantwoordelijkheid laag. Dat betekent dat er veel vrijheid is om problemen naar eigen inzicht op te lossen,” schrijft Berenschot (p.16). Dat is een andere manier om te zeggen dat er nauwelijks leiding wordt gegeven. Ik vraag me inderdaad vaak af of besluiten getekend worden door hoofden die het besluit zelf gelezen hebben, laat staan het dossier bestudeerd hebben. Misschien ligt daar wel het grootste probleem. Matig of slecht onderbouwde (primaire) besluiten en onvolledige dossiers, waar Juridische Zaken niet mee uit de voeten kan en die ze dus maar laat sloffen.
De eis die aan afdelingshoofden en directeuren gesteld wordt, is zelden vakinhoudelijk. Ben je tijdje hoofd geweest bij Werk en Inkomen, dan kun je zomaar hoofd worden van Handhaving. Een studie bestuursrecht of ervaring in het bestuursrecht, laat staan ervaring met handhaving is ook niet nodig. Je hoeft als afdelingshoofd eigenlijk nergens echt verstand van te hebben, als je je mensen maar weet te motiveren. Kortom, de burgemeester en de wethouder lieten het aan het hoofd van Handhaving over en het hoofd van Handhaving liet de medewerkers de vrijheid om problemen naar eigen inzicht op te lossen. En de gemeente gaat daar vervolgens tot het bittere eind vierkant achter staan, want geen leidinggevende of bestuurder grijpt in. Zo gaat dat in Utrecht.
Nee, we moeten volgens Berenschot geen leidinggevenden aanwijzen die hebben gefaald, maar “investeren in ontwikkeling”, waar Berenschot natuurlijk graag bij helpt.
Reacties zijn gesloten.