Druk op "Enter" om naar de inhoud te gaan

Feiten en vragen over de handhaving tegen grillroom Rue d’Amsterdam gemeente Utrecht

Deze notitie werd op 2 maart 2023 naar de gemeenteraad gestuurd met de vraag de burgemeester daarover te ondervragen. De raad besloot de notitie echter op 30 maart zonder enige discussie in handen te stellen van het college ter afdoening. Onze raadsleden, ook de raadsleden die de mond vol hebben over racisme en discriminatie, voelen zich dus niet geroepen de burgemeester lastig vallen met de klachten van een allochtone burger over ambtelijke willekeur. Kortom, de raadsleden lieten de eigenaar van de grillroom barsten. Het college heeft nog niet op de notitie gereageerd.

Aan de Amsterdamsestraatweg werd op 5 februari 2019 een grillroom door de burgemeester gesloten omdat de Kamer van Koophandel-inschrijving niet klopte met de horecavergunning. Eén van de vennoten had zich in 2013 bij de KvK uit laten schrijven maar stond nog steeds als vennoot op de horecavergunning. Toen dat bij een controle in juni 2018 bleek en het wij­zigen van de horecavergunning veel voeten in de aarde bleek te hebben, was de uitgetreden vennoot bereid zich opnieuw bij de KvK te laten inschrijven zodat dit weer overeenkwam met de vergunning. Toen er een half jaar later weer een controle plaatsvond, trok de inspecteur van Handhaving de conclusie dat de vennoten kennelijk een screening wilde voorkomen die bij het wijzigen van de horeca­vergunning zou hebben plaatsgevonden. De inspecteur ver­trouwde het niet en adviseerde de burgemeester de grillroom te sluiten. Het krijgen van de nieuwe vergunning duurde ver­volgens bijna een jaar. De nieuwe vergunning werd verleend op 6 januari 2020 en al die tijd moesten de eigenaren wel huur betalen en kos­ten maken (totale bedrijfskosten in 2019 31.851 euro), terwijl zij 11 maanden lang geen omzet konden maken.

Op 6 januari 2020 kreeg de grillroom een nieuwe vergunning omdat screening kennelijk géén negatieve informatie had opgeleverd mbt de twee vennoten die de zaak zouden voort­zetten na het uittreden van de derde vennoot. Aan de vergunning werd evenwel het voor­schrift verbonden dat de uitgetreden vennoot zich niet meer met de grillroom mocht bemoei­en (hij mocht zelfs niet meer in de zaak komen, ook niet als klant) én de jaarrekeningen over 2019/ 2020/2021 moesten worden goedgekeurd door een registeraccountant en jaarlijks aan de gemeente worden toegestuurd.

De uitgetreden vennoot en de twee vennoten die de zaak voortzetten en daar begin 2020 een nieuwe vergunning voor kregen waren familie van elkaar: broer van de ene vennoot en vriend van de andere vennoot. Na zijn uittreden in 2013 was hij een eigen zaak begonnen. Over 2016 had hij te weinig omzet aan de belasting opgegeven. Volgens de belastingdienst ‘laakbare slordigheid’, geen opzet om te ontduiken. Maar de burgemeester vond kennelijk dat die slordigheid besmettelijk was en verbond om die reden aan de nieuwe vergunning voor­schriften die er voor moesten zorgen dat de broer zich niet met de boekhouding van de grillroom zou bemoeien: het betredingsverbod en drie jaar lang controle van de jaarstukken door een register­accountant.

Bij deze jaarstukken dient een verklaring te worden gevoegd omtrent de juistheid en volle-digheid daarvan, verstrekt door een registeraccountant of een accountantsadministratie consulent….”Aldus de bijlage bij de vergunning.

Er was echter geen registeraccountant te vinden die daar tijd voor had, maar ook bleek die erg duur (7000 euro voor een controle). Dat viel niet op te brengen na een jaar zonder omzet (2019) en corona in 2020 en 2021 (Zowel tussen 15 maart en 1 juni  2020 als tussen 14 oktober 2020 en 5 juni 2021 moesten restaurants en cafés sluiten). Van controle door een registeraccountant daar kwam het dus niet van. Op 3 oktober 2022 werd de grillroom een dwang­som opge­legd van 10.000 euro voor het geval de jaarstukken niet alsnog en vóór 1 november zouden worden ingeleverd bij de gemeente. Op 3 november werden de jaarstuk­ken ingeleverd, maar zon­der dat die goedgekeurd waren door een accountant. Op 8 decem­ber kreeg de ondernemer een brief waarin werd gesteld dat de dwangsom verbeurd was en per direct moest worden betaald. Na bezwaar door Bureau Rechtsbescherming werd de invordering van de dwangsom bij brief van 9 februari 2023 ingetrokken.

Politieke partij EénUtrecht stelde tijdens de raadsvergadering van 23 februari j.l. mondelinge vragen aan de burgemeester. Of de sluiting en de opgelegde maatregelen niet erg overdre­ven waren en of de gemeente de eigenaar daarom niet zou moeten compenseren.

Burgemeester Dijksma weigerde te antwoorden met volgende argumenten:
(a) dat het om een individuele zaak gaat
(b) dat de rechtbank het beroep van de eigenaar tegen de opgelegde maatregelen ongegrond had verklaard
(c) dat de zaak nog onder de hoger beroep rechter was.

De weigering van de burgemeester op de gestelde mondelinge vragen in te gaan doet een aantal vragen rijzen en laat een aantal vragen onbeantwoord.

1. Kan de burgemeester uitleggen waarom zij niet bereid is om verantwoording af te leggen over de handelwijze van de gemeente in een individuele zaak. De betrokken individuen heb-ben de raadsleden over deze zaak geïnformeerd met de bedoeling de burgemeester ter verantwoording te roepen. Dat in het openbaar over hun zaak wordt gepraat is hun keuze, zodat overwegingen van privacy geen reden kunnen zijn om dat te weigeren. Vindt de bur-gemeester het geen taak van de gemeen­teraad om op te komen voor individuele burgers en de burgemeester ter verantwoording te roepen?

2. Kan de burgemeester uitleggen waarom zij niet bereid is om verantwoording af te leggen in een zaak die ‘onder de rechter’ is’? De zaak ligt sinds 2 augustus 2021 bij de Afdeling be­stuursrecht en er is nog steeds geen zitting gepland. Al die tijd is het betredings­verbod van toepassing. Het werd voor onbepaalde tijd opgelegd.

Waarom wil de burgemeester niet uitleggen waarom zij vasthoudt aan de aan de vergunning verbonden voorwaarden? Het zou toch kunnen zijn dat de gemeenteraad het daar niet mee eens is en de burgemeester weet te overtuigen, zodat zij daarmee rekening houdt bij de be-handeling van het hoger beroep? Wat is er op tegen dat de gemeenteraad ook in deze zaak haar democratische controlerende taak vervult en opkomt voor een burger die een conflict heeft met de gemeente?

3. Kan de burgemeester uitleggen waarom de uitspraak van de rechtbank een reden kan zijn om te weigeren op de gestelde vragen in te gaan? In de toeslagenaffaire kregen vrijwel alle ouders bij de rechtbank én de Afdeling bestuursrecht ongelijk. Niettemin was de politiek van mening dat er sprake was ongekend onrecht. Dat zou de politiek in dit geval ook kunnen vinden.

Overigens, de bestuursrechter toetst ‘marginaal’, dwz laat aan de burgemeester veel ruimte om naar eigen inzicht in te schatten en te beslissen. Voor de wijze waarop de burgemeester van haar beleidsvrijheid gebruik maakt kan zij zich niet op het oordeel van de rechter be-roepen.

4. Het besluit waarbij de grillroom werd gesloten en het proces verbaal (bijlage) doen de vraag rijzen of het sluiten van de grillroom begin 2019 geen dispropor­tio­neel besluit was,
een besluit dat bovendien blijk geeft van vooroordeel. Het betreft een grillroom die beheerd wordt door vennoten met een Marokkaanse achtergrond.

a. de inspecteur vond het verdacht dat de uitgetreden broer zich liet herinschrijven bij de KvK en zag daarin opzet om het opnieuw screenen van de vennoten te voorkomen. De eigenaren zouden, volgens de inspecteur, niet weten hoe snel het vennootschap weer in de oude staat moest worden hersteld. Men wilde kennelijk een hertoetsing voorkomen. Aldus de inspecteur in zijn proces-verbaal.

vraag 1.  Wat is er eigenlijk tegen om je opnieuw in te laten schrijven bij de KvK als de wij-
ziging van het horecavergunning vele maanden (zo niet een jaar) vergt en de
grillroom al die tijd dicht moet vanwege verschil tussen de vergunning en inschrij-
ving KvK?

vraag 2.  Waarom droeg de inspecteur de vennoten bij de controle 26 juli 2018 op om vóór
10 augustus ‘de overtreding te beëindigen” (dwz de vergunning aan te laten
passen), terwijl hij als horeca inspecteur wist dat daar (gelet op de tijd die nodig is
voor screening) minimaal een aantal maanden tot een jaar voor nodig zijn?

vraag 3.  Hoe konden de vennoten weten dat herinschrijven KvK niet mag, waar staat dat?

vraag 4.  Hoeveel raadsleden, burgemeesters en ambtenaren (behalve dan de ambtenaren
gespecialiseerd in horeca regelgeving) zijn ervan op de hoogte dat herinschrijven
bij de KvK niet mag?

vraag 5.  Waarom zouden de vennoten, als zij wisten dat herinschrijving bij de KvK niet
mag, het aanmerkelijke risico nemen dat dat bij een volgende controle blijkt?

vraag 6.  Waarom zouden de vennoten wijziging van de vergunning willen vermijden,
terwijl het Handhaving vrij staat om vennoten op elk door haar gewenst moment te
screenen (dus ook als aanvragen/wijzigen van de vergunning niet aan de orde is)?

vraag 7.  M.a.w. waarom zag de inspecteur in de herinschrijving een aanwijzing dat de
vennoten koste wat het kost screening wilden voorkomen?

vraag 8.  Is het ook bij de inspecteur opgekomen om de vennoten te helpen de vergunning
te wijzigen? Zo nee, waarom eigenlijk niet?

b. de inspecteur schrijft in zijn proces verbaal dat hij, omdat hij twijfels had, een verzoek deed hen te screenen (kennelijk was daar dus geen aanvraag nieuwe vergunning voor nodig!) en dat daaruit bleek “dat beide heren op dit moment niet door de huidige screening heen zouden komen”.

vraag 1: hoe kan het dat één van “beide heren” vervolgens wél geaccepteerd werd als ven-
noot in de nieuwe vergunning? Die was dus kennelijk wél door de screening
gekomen. Desgevraagd (wob-verzoek) weigerde de gemeente de screening te
laten zien waaruit zou zijn gebleken dat “beide heren” niet door de huidige
screening zouden komen. Heeft de inspecteur wel de waarheid gesproken in zijn
ambtsedig opgemaakt proces verbaal?

5. De aan de vergunning verbonden voorschriften zijn kennelijk bedoeld om te voorkomen dat onjuiste belastingaangifte wordt gedaan. Was de onjuiste belastingaangifte (‘slordigheid’) over 2016 door de uitgetreden vennoot in een andere zaak voldoende reden voor de vrees dat ook in het geval van de grillroom onjuiste belastingaangifte zou worden gedaan? In het besluit wordt niet gerept van onjuiste belastingaangiftes door de grillroom sinds de huidige vennoten (2008/2010) én de uitgetreden vennoot (2010) aan de grillroom verbonden waren. Heeft de inspecteur uitgezocht of sinds 2008 onjuiste belasting­aangiftes gedaan zijn door de vennoten van de grillroom?

6. Zijn de opgelegde maatregelen wel geëigend? En als ze dat niet zijn, moeten die maat­regelen dan niet beschouwd worden als straf. En als ze als straf hebben te gelden, waarop is dan de bevoegdheid van de burgemeester gebaseerd om bestuursrechtelijke straffen op te leggen? Is straffen niet een bevoegdheid die bij de strafrechter ligt?

vraag 1: is het juist dat de jaarrekening alleen door een registeraccountant gecontroleerd
hoeft te worden als de omzet meer is dan 12 miljoen euro of het aantal medewer­
kers meer is dan 50 (fte)? Is de maatregel in het geval van onderhavige grillroom
om die reden niet als het schieten met een kanon op een mug?

vraag 2: hoe adequaat is de controle door een registeraccountant bij een kleine grillroom,
­             gegeven dat inkopen en verkopen makkelijk zonder bonnen kunnen plaatsvinden?
M.a.w. is een adequate controle bij een kleine grillroom niet een onaange­kon-
digde controle ter plaatse bijvoorbeeld om te kijken of de voorraad strookt met de
inkoopadministratie en zich geen zwart geld in de zaak of bij de eigenaar thuis
bevindt? Zo doet de belastingdienst dat als er een vermoeden bestaat van ontdui­-
king. M.a.w. biedt de kost­bare controle door een registerac­countant in dit geval niet
slechts een schijn garantie voor de juistheid van de bijgehouden boekhouding en
rechtvaardigt dat de hoge kosten die door de ondernemer daarvoor gemaakt
moeten worden?

vraag 3: de jaarstukken van een kleine grillroom zijn niet zo ingewikkeld dat die niet door
medewerkers van Vergunningen beoordeeld zouden kunnen worden. In de meeste
gevallen van een horecavergunning aanvraag doet Vergunningen dat ook zelf. Wat
maakt de jaarstukken in dit geval zo ondoorgrondelijk dat Vergunningen die niet zelf
kan beoordelen?

vraag 4: de jaarstukken die op 3 november 2022 alsnog zijn toegestuurd waren niet gecon-
troleerd door een registeraccountant. Dat was voor Vergunning en Handhaving ken-
nelijk geen reden om de invordering niet te staken. De rechtbank (punt 17) vond het
niet onredelijk dat de grillroom jaarcijfers door de boekhouder moest laten opstellen
en aan de gemeente moest sturen. Over goedkeuring door een accountant staat in
punt 17 van de uitspraak niets. Ook het verweerschrift namens de burgemeester
van 4 maart 2022 bij de Afdeling heeft het daar niet meer over, hoewel de kostbare
controle door een registeraccountant als grond voor het hoger beroep werd aange­-
voerd. Ziet de burgemeester inmiddels ook in dat die registeraccountantscontrole
overdreven en dus disproportioneel is?

7. Het voorschrift van de drie jaar lange accountantscontrole, dat hoge kosten met zich mee-brengt voor de huidige vennoten, is opgelegd omdat de uitgetreden vennoot in 2016 in een andere zaak (die niets met grillroom te maken heeft) te weinig omzet had opgegeven. Vindt de burgemeester niet dat door het voorschrift de goeden onder de kwade moeten lijden en is dat niet erg onrechtvaardig?

8. Aan de vergunning is het voorschrift verbonden dat de uitgetreden vennoot zich niet in de grillroom mag bevinden, ook niet als klant. Het voorschrift is voor onbepaalde tijd. Dus ook ná de drie jaar van verplichte accountantscontrole zou hij niet in de grillroom mogen komen. Dat roept de volgende vragen op:

vraag 1: hoe verhoudt zich deze maatregel voor onbepaalde tijd met het principe dat men-
sen hun leven kunnen beteren en dat je hen niet kan blijven nadragen dat ze zich in
2016 aan ‘laakbare slordigheid’ schuldig hebben gemaakt?

vraag 2:  wat voor zin heeft het betredingsverbod, gegeven het feit dat de uitgetreden ven-
noot boven de grillroom woont waar hij zijn broer en vriendin op elk moment kan
ontvangen en waar de vennoten ook de boekhouding naar toe zouden kunnen
brengen en waar ze ook over de boekhouding kunnen praten (hoewel de uitgetre-
den vennoot zich daar niet mee mag inlaten). M.a.w. het betredingsverbod biedt
geen enkele garantie dat de uitgetreden vennoot zich, als hij dat zou willen, met
de boekhouding kan bemoeien. Betekent dat niet dat het betredingsverbod om die
reden alleen maar een straf is tot het opleggen waarvan de burgemeester de
bevoegdheid niet heeft? En betekent het niet dat het nut van de maatregel niet
opweegt tegen de vernedering die de maatregel betekent voor de uitgetreden
vennoot?

9. Bij brief van 9 februari 2023 met kenmerk HZ_BZWHOR-22-42652 werd aan de raadsman van de huidige vennoten én de uitgetreden vennoot door het Hoofd Toezicht en Handhaving bericht dat de invordering van de aan zijn cliënt opgelegde dwangsom van 10.000 euro werd gestaakt. Dat is goed nieuws. Minder goed nieuws is dat hem werd verweten zich aan een  strafbaar feit schuldig te hebben gemaakt door het ingediende bezwaarschrift (tegen de in-vordering van de dwangsom) mee te zenden in de mail die hij op 10 januari jl. aan de raads­leden stuurde, waarin Bibob-informatie was opgenomen.

In de brief van 9 februari 2023 stond: “Ik wil u herinneren aan de geheimhouding die rust op alle informatie gerelateerd aan een onderzoek die gedaan is op grond van de Wet Bibob. Door informatie uit een Bibob-onderzoek te delen, wordt deze geheimhoudingsplicht geschonden.” “Bij een volgende keer voel ik me genoodzaakt een serieuze afweging te maken om aangifte te doen.” Dat roept de volgende vragen op:

vraag 1:   Op 3 oktober 2022 werd de grillroom, zoals eerder gezegd, een dwangsom op-
gelegd van 10.000 euro. Tegen dat besluit werd tijdig (24-10-2022) bezwaar ge-
maakt. Daar kwam geen reactie op. Het bezwaar moet nog steeds behandeld wor-
den (ondanks ingebrekestelling d.d. 20-2-2023). Is het gek dat cliënten de hulp
inroepen van de gemeenteraad?

vraag 2:  De wet Bibob kent een geheimhoudingsplicht (art.28). Die geldt echter voor “een
ieder die krachtens deze wet de beschikking krijgt over gegevens met betrekking
tot een derde
. De cliënten van de raadsman waren in het bibob-onderzoek geen
“derden”, maar “betrokkenen”. Een “derde” is bijvoorbeeld iemand met wie de on-
derzochte betrokkenen in een zakelijke relatie staan. De informatie die de raads­-
man prijs gaf in zijn bezwaarschrift had uitsluitend betrekking op zijn cliënten.
Mogen de cliënten niet zelf uitmaken wat de raadsman over hen openbaar maakt?
Het is toch hún privacy?

vraag 3: de raadsman heeft in een reactie aan de burgemeester gevraagd alsnog aangifte
doen, zodat de rechter kan beslissen of de burgemeester terecht met het doen van
aangifte dreigt. Gaat de burgemeester dat doen?

vraag 4: is de burgemeester het niet met de raadsman eens dat het dreigen met aangifte
niet alleen blijk geeft van een onjuiste lezing van art. 28 van de wet Bibob maar
ook een ongeoorloofd middel is om cliënten er van te weerhouden de hulp in te
roepen van raadsleden die tenslotte tot taak hebben om ook de burgemeester te
controleren?

Reacties zijn gesloten.