De antwoorden van het college van B en W Utrecht (20 december 2013) op de schriftelijke vragen van de raadsleden Schipper (SP) en Oldenborg (Stadspartij LU) geven een wel zeer ontluisterend beeld van de besluitvorming in het college en van de prioriteiten van dit college. Kennelijk wilde het college zich niet, vlak voor zijn vertrek als burgemeester, van Wolfsen distantiëren, die in dit dossier, vanaf dat hij burgemeester werd, een hoofdrol heeft gespeeld.
Schipper en Oldenborg vroegen of het college de beschuldigingen die ik in 2008 uitte aan het adres van drie medewerkers (luchtkwaliteitsdeskundigen) inhoudelijk had beoordeeld alvorens op 16 juni 2008 te beslissen “hun” juridische actie tegen mij te financieren. Het antwoord was: nee, de beschuldigingen waren beledigend (antwoord op vraag 13).
Eerder was gebleken dat het college zich destijds ook niet door een deskundige had laten adviseren over de vraag of mijn beschuldigingen misschien gegrond waren. Uit stukken die het college pas na een jaar en na een beroep op de rechter vrij gaf bleek dat het college zelfs niet aan de medewerkers gevraagd had mijn beschuldigingen te weerleggen. Onnodig te vermelden, dat het college ook niet aan mij vroeg mijn beschuldigingen hard te maken.
In een paar columns had ik, kort en zakelijk samengevat, de luchtkwaliteitsdeskundigen verweten de lucht schoon te rekenen en de wethouder en de gemeenteraad verweten daar verantwoordelijkheid voor te nemen. Daarbij had ik als mijn mening gegeven dat ze daardoor verantwoordelijkheid droegen voor aanzienlijke gezondheidsschade in Utrecht door luchtverontreiniging.
De strekking van en het woordgebruik in de columns waren inderdaad beledigend, maar dat hoeft, zoals het gerechtshof naderhand stelde, niet onrechtmatig te zijn. Het gerechtshof overwoog: “Anders dan [ ] c.s. betogen, maakt dit enkele oogmerk van het op de man spelen door middel van opzettelijke beledigingen de uitingen nog niet onrechtmatig”(…). Maar, zo overwoog het gerechtshof, daar moet dan wel een feitelijke onderbouwing voor zijn.
Dus, of je iemand publiekelijk mag uitmaken voor iets lelijks (bijvoorbeeld leugenaar) hangt er in de eerste plaats van af of je aannemelijk kunt maken dat hij inderdaad iets lelijks gedaan heeft (liegen bijvoorbeeld). Of je iemand mag uitmaken voor dief, hangt er vanaf of je aannemelijk kunt maken dat hij gestolen heeft. En of je iemand of de gemeente publiekelijk mag verwijten dat zij de lucht schoonrekenen, waardoor mensen een groot gezondheidsrisico lopen, hangt er dus van af of dat schoonrekenen aannemelijk valt te maken.
Iemand uitmaken voor leugenaar, dief, oplichter o.i.d. is inderdaad beledigend, maar of die belediging onrechtmatig is of niet hangt af van de vraag of die belediging voldoende feitelijk kan worden onderbouwd. Dat was het oordeel van het gerechtshof en dat is vaste jurisprudentie. Dat zou dus ook voor het college de vraag hebben moeten zijn.
Het college volstond met vast te stellen dat mijn beschuldigingen beledigend waren en stelde zich daarbij niet de vraag of ik die beschuldigingen feitelijk kon onderbouwen. Het college was en is totaal niet in de feiten geïnteresseerd. Het vroeg zelfs niet aan de medewerkers mijn beschuldigingen te weerleggen. Het college heeft inmiddels ruim 110.000 euro uitgegeven aan de juridische actie van de medewerkers en heeft zich tot op heden niet de vraag gesteld of mijn beschuldigingen ook maar enigszins gegrond waren.
Het college had echter meer dan voldoende redenen om zich af te vragen of mijn beschuldigingen met feiten zouden kunnen worden onderbouwd. Niet alleen had de Stichting Stop Luchtverontreiniging Utrecht (SSLU) al jaren geroepen dat de berekeningen niet deugden, tussen oktober 2005 en mei 2008 had de gemeente bovendien een tiental procedures verloren bij de bestuursrechter waarbij het ging om de berekening van luchtkwaliteit. Terwijl het dus juist erg voor de hand lag te onderzoeken of mijn beschuldigingen terecht waren, besloot het college de medewerkers zelfs niet om een weerlegging te vragen, laat staan mij te vragen mijn beschuldigingen hard te maken.
Voor het huidige college komt er nog een hele goede reden bij om zich af te vragen of mijn beschuldigingen over schoonrekenen terecht waren. De op die berekeningen gebaseerde voorspelling (in 2006 en 2007) dat Utrecht in 2010 zeker aan de luchtkwaliteitsnormen zou voldoen (de NO2-norm) en dat er geen aanvullende maatregelen nodig waren, bleek er helemaal naast te zitten. Volgens de meest recente berekeningen is het zelfs de vraag of Utrecht (ondanks versoepeling van meet- en rekenvoorschriften!) in 2015 alsnog aan de NO2-norm kan voldoen. Overigens toonde de SP in 2009 door middel van metingen aan dat er inderdaad schoon gerekend werd (http://utrecht.sp.nl/nieuws/2009/09/stop-het-schoonrekenen) en werd door Kema een vernietigend rapport uitgebracht over de luchtkwaliteitsberekening in Utrecht. Niet voor niets besloot de gemeenteraad daarna een meetnet op te zetten.
Het college had en heeft verder nóg een reden, de meest dringende reden. Uit studies van het RIVM (Trends in the environmental burden of disease) in 2005 kwam naar voren dat er mogelijk elk jaar 18.000 mensen in Nederland vroegtijdig overlijden door luchtverontreiniging. Daarbij zou sprake kunnen zijn van een gemiddelde levensduurverkorting van ca. 10 jaar. De GG&GD Utrecht rekende in april 2008 uit dat het dan om 315 vroegtijdige sterfgevallen zou gaan alleen al in Utrecht. Je zou zeggen, dat dat op zichzelf al meer dan voldoende reden zou moeten zijn om zich grote zorgen te maken en wél te onderzoeken of mijn beschuldigingen soms grond van waarheid bevatten. Dat was en is het voor het Utrechtse college kennelijk niet. (*)
Waarom weigert een college (ook het huidige college), terwijl daar alle aanleiding toe bestaat, zich de vraag te stellen of de beschuldiging van schoonrekenen (en de ernstige gevolgen daarvan voor de gezondheid van Utrechters die langs drukke wegen wonen) grond van waarheid bevatten? Waarom gaat een college de discussie daarover uit de weg? Waarom heeft wethouder Lintmeijer (GroenLinks) met geen woord gereageerd op de kritiek in het Zwartboek Gebakken Lucht dat hem op 4 februari 2012 werd aangeboden? En waarom financiert een college de juridische actie van de medewerkers zonder hen ook maar te vragen mijn beschuldigingen te weerleggen? (**)
Het antwoord kan slechts zijn: omdat de aanmerkelijke kans dat er schoongerekend werd door het Utrechtse college bewust werd aanvaard om de ruimtelijke ambities van de gemeente (die een zeer forse toename van het autoverkeer van en naar het stationsgebied met zich meebrengen), ondanks de aantoonbare schadelijke gevolgen voor de luchtkwaliteit en de gezondheid, toch te kunnen realiseren. Het college bestond destijds uit PvdA, GroenLinks, Christenunie en CDA. Partijen die, afgezien van het CDA, hun mond vol hebben over schone lucht en milieu.
Uit de antwoorden van het college op de vragen van Schipper en Oldenborg blijkt dat dat ook voor het huidige college van PvdA, GroenLinks en D66 geldt. Vandaar dat het, ook weer zonder enig onderzoek naar de feiten, blijft bij het standpunt van het vorige college en nog steeds weigert te onderzoeken of de beschuldigingen gegrond waren. Daarbij speelt voor de PvdA en GroenLinks uiteraard een belangrijke rol dat voor alles moet worden voorkomen dat uit een onderzoek blijkt dat partijgenoten in het vorige college medeverantwoordelijk waren voor een kostbaar, ongefundeerd en ongezond besluit.
Dan maar liever doorgaan met het subsidiëren van de juridische actie van de drie medewerkers. De teller staat op 110.000 euro. Partijpolitiek mag wat kosten, de belastingbetaler betaalt toch wel. Dat gaat dus nog jaren door. En het vroegtijdig overlijden van 315 burgers per jaar (GG&GD Utrecht april 2008)? Daar liggen de coalitiepartijen PvdA, GroenLinks en D66 kennelijk niet wakker van. Ook in de afgelopen collegeperiode heeft er weer geen onderzoek plaatsgevonden naar de omvang van de gezondheidsschade en het vroegtijdig sterven door luchtverontreiniging langs drukke wegen in Utrecht. De GG&GD krijgt daar geen geld voor. Wat niet weet wat niet deert.
(*) Noch het vorige college, noch het huidige college heeft het nodig gevonden Uberhaupt onderzoek te laten doen naar gezondheidsschade door luchtverontreiniging bij bewoners langs drukke wegen. Het lijkt wel of het college dat helemaal niet weten wil.
(**) De vraag of er wel of niet werd schoongerekend bij Utrechtse luchtkwaliteitsberekeningen is in de verschillende procedures tot op heden door de rechters in het midden gelaten.
Reacties zijn gesloten.