Discriminerend horecabeleid
In juni 2016 besloot Utrechts burgemeester Van Zanen (VVD) een collectief vervroegd sluitingsuur op te leggen aan horecazaken op de Amsterdamsestraatweg tussen het spoorviaduct en de Acaciastraat (250 meter). Dat houdt in dat ze door de week om 01.00 uur dicht moeten en in het weekend om 02.00 uur. Laat genoeg zou je zeggen, maar als regel mag de horeca in Utrecht 24 uur per etmaal open zijn.
Als argument voerde Van Zanen aan dat het woonklimaat tussen het spoorviaduct en de Acaciastraat erg onder druk stond, meer dan het geval zou zijn in andere delen van de stad en de Amsterdamsestraatweg. Hij baseerde zich op het aantal bij de politie binnengekomen klachten/meldingen in de periode maart 2014 – juni 2016.
Klachten/meldingen die bij de politie binnenkomen worden in categorieën geregistreerd. Bijvoorbeeld: geluidshinder horeca, ruzie/twist, eenvoudige mishandeling, flessentrekkerij, dronkenschap, bedreiging, maar ook ‘afhandeling overige meldingen’, overtreding APV, opgeven valse identiteit. De klachten/meldingen worden geregistreerd per pleegbuurt én per adres.
Dat een klacht/melding per adres wordt geregistreerd kan betekenen dat de klacht betrekking heeft op iets wat op dat adres is gebeurd, maar kan ook betekenen dat het op de openbare weg is gebeurd ter hoogte van het vermelde adres. De klachtregistratie hoeft dus niet te betekenen dat in een horecazaak op het registratieadres iets is gebeurd wat voor overlast zorgt.
Uit de klacht/melding van de politie blijkt ook niet of de klacht/melding naar het oordeel van de politie gegrond was. De vraag is dus of je, zoals Van Zanen doet, de beslissing om aan een aantal horecazaken een collectief vervroegd sluitingsuur op te leggen zonder meer kunt baseren op de klachtregistratie van de politie.
Voor Van Zanen was het ontbreken van deugdelijke bewijsmateriaal voor de overlast van horecazaken op de Amsterdamsestraatweg geen probleem. Voor bestuurlijk en ambtelijk Utrecht is het feit dat er veel allochtonen wonen en een bedrijf hebben op zich al voldoende bewijs voor overlast. Dat was trouwens onder Aleid Wolfsen, Annie Brouwer en ook onder wethouder Hans Spekman niet anders.
De horecazaken die door het collectief vervroegd sluitingsuur getroffen werden zijn zonder uitzondering horecazaken met allochtone namen en eigenaars. In tegenstelling tot café’s in de binnenstad (met vrijwel alleen witte bezoekers, vaak studenten) is er van alcohol misbruik en dronkenschap nauwelijks sprake. Het gaat om shoarma/giros-zaken, Chinese- en Surinaamse afhaal en een theehuis.
Wat Van Zanen kennelijk overbodig vond is het aantal klachten op de Amsterdamsestraatweg vergelijken met die in de binnenstad. In beide gevallen gaat het immers om ‘gemengd gebied’ (waar ook gewoond wordt). Het aantal klachten/meldingen op de Amsterdamsestraatweg zinkt in het niet vergeleken bij die in de binnenstad. Dus waarom legt Van Zanen niet eerst een collectief vervroegd sluitingsuur op aan de witte horeca in de binnenstad?
Het hoogst op de Amsterdamsestraatweg scoort nr.206: 17 klachten. In de binnenstad scoort Nobelstraat 303 (Cafe de Kneus) het hoogst 116 klachten, Loef Berchmakerstraat 4 (Back & Fourth) volgt met 54 klachten, Mariaplaats 11 (Streetway) 43 klachten, Nobelstraat 383 (Otje) 40 klachten, Rozenstraat 15 (Stathe) 29 klachten, Mariaplaats 14 (Sociëteit/Mammoni) 21 klachten. Oude Gracht 32 (SSR-NU) 18 klachten. **
Opmerkelijk is dat er ook over de Mariaplaats 14 méér klachten/meldingen zijn (namelijk 21) dan over Amsterdamsestraatweg 206. Van Zanen is erelid van de aldaar gevestigde Heeren sociëteit. De Heeren in Utrecht zijn wit en hoger opgeleid, zoals de meeste bezoekers van de horeca in de binnenstad. De enorme horecaoverlast in de bínnenstad is voor Van Zanen géén reden voor een vervroegd sluitingsuur.
Sterker nog, de horecaoverlast in de binnenstad mag van het college nog best een stuk erger. “We willen aan restauranthouders de mogelijkheid bieden om ook na het eten een beleving aan te bieden”. “Deze ondernemers kunnen dan bijvoorbeeld als het diner is afgelopen een dj in de zaak zetten zodat de gasten nog gezellig kunnen blijven borrelen.” Aldus D66 wethouder Kreijkamp*.
Witte overlast valt voor Van Zanen, het college en de Utrechtse raad kennelijk onder de categorie “dat moet kunnen, wij zijn vroeger ook jong geweest”. Geen vervroegd sluitingsuur dus voor de horeca in de binnenstad, want een beetje kotsen en schreeuwen op straat, vrouwen lastig vallen en snoeiharde muziek tot diep in de nacht hoort erbij. Zolang het maar om witte en hoger opgeleide horecabezoekers gaat.
In februari 2019 keurde de Raad van State het besluit van de burgemeester af en moest hij zijn besluit op bezwaar overdoen. In september 2019 nam hij eindelijk een nieuw besluit op bezwaar, waarin hij bij zijn standpunt bleef. Uit meldingen & klachten van de politie bleek dat in 2016 nauwelijks nachtelijke overlastklachten waren. De burgemeester besloot toen dat de cijfers van de politie niet met de realiteit in overeenstemming waren en dat hij zijn zonder zulke objectieve feiten zijn besluit mocht nemen. De gedupeerde ondernemers van de ASW hebben opnieuw beroep ingesteld.
Reacties zijn gesloten.